Aart van Hell, zoon van Anton, is op dat moment acht jaar. De hele familie helpt mee in de winkel en Aart leert al snel de kneepjes van het vak. Hij begint met het schoonmaken van grote uurwerken en voert op zijn elfde jaar de eerste reparaties uit. Op veertienjarige leeftijd begint Aart ook met het schoonmaken en repareren van horloges en gaat hij voor het eerst naar de vakschool.
De winkel heeft in eerste instantie voornamelijk klokken, wekkers en horloges in het assortiment, maar gaandeweg groeit het aanbod. “Er was een man die bij ons langskwam en vertelde dat hij de winkel al een paar weken in de gaten hield. Het viel hem op dat er veel mensen binnen kwamen en hij opperde het idee om naast klokken en horloges ook goud en zilverwaren aan te gaan bieden”, vertelt Aart. Van Hell senior neemt het advies ter harte en breidt uit. Later komen er ook verlovingsringen bij, waar een speciale ruimte voor wordt gemaakt in een alkoof tussen woonkamer en winkel, zodat de klanten in alle rust een verlovingsring kunnen uitzoeken.
Tweede wereld oorlog
De Tweede Wereldoorlog zorgt bij Van Hell voor de nodige strubbelingen. Er is weinig geld, maar het werk blijft wel gestaag komen. Als er boeren komen met reparatiewerk worden deze meestal gerepareerd in ruil voor boter, kaas en andere levensmiddelen. Ab van Hell weet zich nog goed te herinneren hoe hij naar huis fietst met een volle tas boerenproducten die hij meekreeg in ruil voor reparatiewerk: “Dat was hier in de Hoogstraat. Ik zag al dat er controles waren, dus ik besloot om te fietsen. Toen ik door een klein straatje fietste, sprongen er ineens een paar controleurs tevoorschijn die me staande hielden. Ze zagen natuurlijk dat ik die spullen bij me had. Ze namen het niet in beslag, maar wilden wel weten van wie ik het gekregen had. Dat vertelde je natuurlijk nooit, want die mensen kregen daar last mee. Ze hielden me een paar uur vast, maar ik heb niets gezegd. Toen lieten ze me maar weer gaan, mét de spullen.”
Aart helpt in die tijd samen met zijn broer in het atelier, waar ze met drie mannen in een ruimte van een paar vierkante meter werken. Zo nu en dan wordt er tijd gespendeerd aan het aannemen van werk, waarbij een uur vaak genoeg is om de werkplaats voor anderhalve week aan werk te voorzien.
Om alle reparaties uit te voeren wordt er van half acht ’s ochtends tot twaalf uur ’s avonds doorgewerkt. Er mag in die tijd geen stroom gebruikt worden, maar op het terrein van het atelier bevindt zich een garage die is ingenomen door de bezetter en altijd over elektriciteit kan beschikken. De hoofdschakelaar zit vlakbij de werkplaats en zo kan ook de familie Van Hell er gebruik van maken. “De meter mocht niet verlopen, want die werd gecontroleerd. Om daarvoor te zorgen hadden we een gaatje in de zijkant van het meterkastje gemaakt, waardoor we met een naald en een luciferdoosje de wieltjes tegen konden houden. Als de meter toch verder liep, draaiden we hem gewoon terug”, weet Aart van Hell zich te herinneren.